dinsdag 27 november 2007

Gesprek met Shakespeare, een dodendialoog


De hete middagzon schijnt in een smalle strook, wit, door de open deur naar binnen, maar in de ‘De Pieter’ is het koel. Een koelte die prompt iets klams krijgt als mijn blik door het open venster op de middeleeuwse stadsmuur valt. Bij het zien van mergel, ruik ik de Jezuïtenberg en omhult me voor een ogenblik een flinterdunne vitrage van zomerse grottentemperatuur.
We drinken wit bier en ik klink met William Shakespeare op onze gezondheid. Hij lacht breed met fonkelende ogen. Ik moet wennen aan zijn 21ste eeuwse out-fit. Zwart Armani-kostuum met zwart shirt. Schouderlang sluik haar. Een klein streepje kinbaard, dat vanaf de onderlip midden over de kin loopt. Het geeft hem iets jeugdigs, iets hips. Het snorretje heeft hij juist afgeschoren. Met een scheermesje. Ik zie twee kleine streepjes opgedroogd bloed op zijn bovenlip.
Nieuwsgierig naar de antwoorden stel ik mijn eerste vraag.

« William, over elf jaar ben je 400 jaar geleden gestorven. Dat we hier nu samen zitten te praten zul je toch even moeten uitleggen. »
« Het vorige jaar, rond deze tijd, heb je de eerste Nederlandse ‘Shakespeare Conference’ bijgewoond. Blijkbaar twijfel je eraan dat ik mijn werk zelf geschreven heb. Ik kom dus je vragen beantwoorden en ik wil je bewijzen dat ik de auteur ben van het werk dat op mijn naam staat. »
« De vragen die op die conferentie gesteld werden zijn te rechtvaardigen. Je bent een toneelspeler van het platteland van Stratfort-upon-Avon. Hoe kun je dan tot in de kleinste details weten hoe het leven aan het hof was ? »
« Ik leefde aan het hof van Elizabeth.»
« Maar dat blijkt uit niets. In tegenstelling. In de hofarchieven ben je wel opgenomen, maar als een toneelspeler die theatervoorstellingen verzorgde. Nergens staat genoteerd dat je officieel aan het Hof bent voorgesteld. »

William Shakespeare wrijft met zijn rechterhand de lange haren over z’n kalend hoofd naar achteren en zegt ietwat theatraal :
« All the world's a stage and all men and women merely players: they have their exists and their entrances; and one man in his time plays many parts... !
De etikette is er voor het hof. ‘t Hof toch niet voor de etikette. Je denkt toch niet ernstig dat Elizabeth anderen liet beslissen met wie ze wel of geen kontakt zou mogen hebben ? Dat bepaalde zij zelf wel. »
« Wil je daarmee zeggen dat je aan het hof leefde maar dat dit gewoon nooit opgeschreven is ? »
« Maar jazeker. En dat was ook door de kringen rond het hof geweten. Ik was bevriend met Elizabeth. »
« Bevriend ? »
« Ja, eerst leerde ik Elizabeth kennen en daarna ook Jacobus, maar ze wisten beiden niet dat ze een gemeenschappelijk vriend hadden. Toen ze dat ontdekten, besloten ze met elkaar te trouwen en mij aan de deur te zetten. Van het ene op het andere moment was ik alles kwijt. Dat was hun wraak. De crisis, die volgde, was navenant.
Toen ik me na een paar jaar weer bijeengeraapt had, begon ik te schrijven. Ik liet een theater bouwen waar ik mijn toneelstukken opvoerde. De crisis leverde een enorme helicopterview, zoals men dat tegenwoordig noemt, en ik kreeg contact met mijn creatieve bron. Ik begon met mijn theater gaandeweg goed mijn brood te verdienen. »
Shakespeare neemt een grote slok bier en schiet in een lach.
« Toen het zoete van hun wraak na een paar jaar wat zuur begon te worden, zijn ze alletwee toch weer bij mij teruggekomen. »

Dan betrekt zijn gezicht. En het lijkt alsof hij in een fractie van een seconde twintig jaar ouder is geworden. Hij neemt zijn glas weer in zijn handen en vertelt verder.

« Ik schreef, maar ik kon mijn naam niet onder mijn werk zetten. De duiding van de toneelstukken, maar vooral van mijn sonetten, zou veel te inzichtelijk worden voor jan en alleman.
Wel kreeg ik de mondelinge toegezegging van het Hof dat jaren na mijn en hun dood alsnog alles op mijn naam zou worden gezet. Ik heb dat leren accepteren. Het was nu eenmaal niet anders. »
« Was dan niet geweten dat je je werk niet mocht tekenen ? Zijn er nooit anderen geweest die beweerden de schrijver te zijn? »
« Maar jazeker. De bekendste was wel Francis Bacon. In de periode dat ik alleen met Elizabeth bevriend was, ben ik ook een lange tijd goed bevriend met Francis geweest en ik heb veel van hem geleerd. Later verwerkte ik die periode in het ‘Gehucht’. »
« Het ‘Gehucht’? Dat stuk ken ik niet. »
« Dan ken je niet voldoende Engels. Een ‘hamlet’ is een kleine afgelegen nederzetting met een aantal gesloten hofboederijen. Een treffende metafoor voor de top van het Hof. Het stuk gaat over de strijd om de geestelijke macht, die gestreden wordt op het niveau van de grote ego’s. En hoe ze zich uiteindelijk ondereen allemaal kapot maken. »
« Maar Hamlet speelt toch in Denemarken ? »
« Ik moest mijn stukken transponeren. Ergens anders situeren om de duiding te camoufleren. Ieder woord heeft daarbij meerdere betekenissen. Het volk dat de stukken staande en gratis kon bekijken, zag alleen de betekenissen die jij ook ziet. De beter gesitueerden, in de loges, die flink moesten betalen voor het zien van de stukken, kenden ook andere betekenissen van bijvoorbeeld het Engelse ‘mark’. Maar zoek dat zelf maar uit. Als je dit begrijpt zul je pas de echte waarde van mijn werk leren verstaan. »
« Het begint me te dagen. Ik zal dat thuis verder wel uitzoeken. Maar nu terug naar je vriendschap met Bacon. Hoe kwam daar een einde aan ? »
« Elizabeth ontdekte deze vriendschap en dwong me te kiezen. Zij of Bacon. Ze was jaloers. Later, toen Bacon zich door de koning veilig geplaatst voelde, nam Francis wraak omdat ik voor Elizabeth gekozen had. Hij beweerde dat hij ‘Hamlet’ geschreven had. Direct daarna kwam hij pas echt in discredit bij het Hof. Hij werd ervan beschuldigd dat hij zich zou hebben laten omkopen in een proces waarover hij zich als Lord Kanselier moest uitspreken. Nu was de rechterlijke moraal in die tijd tamelijk los. Het was gebruikelijk dat elke rechter geschenken kreeg van de beide partijen. En Bacon ontkende dat ook niet. Het was overduidelijk een gezocht schandaal. De straf was in geen verhouding tot wat hij eigenlijk gedaan had. Hij werd veroordeeld tot het betalen van 40.000 Pond, die hij nooit heeft hoeven te betalen. Ook werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf zolang het Jacobus goeddunkte. Hij bleef vier dagen in de Tower maar hij werd wel van het Hof verbannen, geweerd uit het openbare leven en kon toen niets anders meer dan filosofie gaan schrijven.
Hij was de eerste die schreef over het belang van de inductie, een manier van redeneren die uitgaat van het bijzondere en van daaruit hypotheses voor het algemene formuleert. Daar tegenover staat de deductie. De afgeleide waarheid. Daar moet men het mee doen als men zelfs geen toegang meer heeft tot één specifiek geval dat inzicht kan verschaffen in een wereld waar je niet binnenkomt. Of wil.
Bacon streefde op de eerste plaats naar een betere vorm van deductie dan ‘de deductie door eenvoudige opsomming’. Om deze laatste ontoereikende methode te verduidelijken, gaf Bacon het volgende voorbeeld.
Er was eens een belastingsambtenaar in Wales, die een lijst moest aanleggen van de huisvaders in een dorp. De eerste die hij ondervroeg heette William Williams en zo ook de tweede, derde, vierde enzovoort. Tot slot zei hij tegen zichzelf : « Dit wordt saai. Blijkbaar heet hier iedereen William Williams. Ik schrijf ze dus allemaal met die naam in de lijst en neem een vrije dag. » Maar hij vergiste zich want toevallig heette er een huisvader John Jones.
Uit dit voorbeeld blijkt dat Bacon juist wist waar hij zijn lot in werkelijkheid aan te danken had. Het hele werk was vooral bedoeld als waarschuwing naar anderen toe, die het zich misschien in hun kop wilden halen een werk van mij op hun naam te zetten. »
« Dat verband zie ik toch niet zo direct. »
« Er zijn heel gewone mensen die een hoge bescherming genieten en die mensen noemt men aan het Hof ‘John’. Wie zo’n ‘John’ als een ‘William’ behandelt, krijgt meteen een slag van een mokerhamer op zijn kop. Ken je ‘De naam van de roos’ ? Van die Italiaanse schrijver ? »
« Eco ? Heb je hem dan ook gelezen ? »
« Nee, maar als je dood bent dan weet je alles. Eco laat William van Baskerville in de 14de eeuw als een detectieve een moord oplossen. De manier waarop Eco het onderzoek in een middeleeuwse abdij wil laten uitvoeren, bepaalt de tijd waarin het verhaal zich moet afspelen. De eerste, die de werkelijkheid met een grote opmerkingsgave en een buitengewoon gevoel voor het interpreteren van aanwijzingen, ondervroeg was Roger Bacon, een 13de eeuwse Engelse Franciscaner monnik. Hij erkende het experiment een grote waarde toe bij de waarheidsvinding en hij verwierp de deductie dus al zoveel eeuwen eerder. Francis Bacon kende het werk van Roger Bacon goed en het ligt ook aan de basis van de inductiemethode.
Maar nu terug naar Eco en zijn detectieveroman. Baskerville ontdekte door de toepassing van die onderzoeksmethode tegelijktijd een onverwachte waarheid. De blinde monnik Jorge, de bibliothecaris en de moordenaar, had klassieke satires van Menippos, waar hij niet mee akkoord was, verborgen en uiteindelijk zelfs verbrand. Waar intellectuele vrijheid taboe is, geeft de satire lucht. Dat wist Baskerville ook, want juist die verloren klassieke werken schreven over de bevrijdende werking van de scherpe humor. Hij kende deze werken uit verwijzingen van Lucianus en nu hij zo kort bij de bron was, zag hij ze in vlammen opgaan. De periode tussen de Klassieken en de Renaissance van de Klassieken was zonder satire, die de wereld op de kop kan zetten en tot nieuwe, nodige inzichten leiden kan. Erasmus’ Lof der Zotheid… »
« Hoe weet jij toch allemaal wat je me vertelt”, onderbrak ik hem. “Je wordt een genie genoemd maar je hebt nooit aan een universiteit gestudeerd. De archieven van Oxfort en Cambridge zijn compleet en daar kom jij niet in voor. »
« Mozart werd, toen hij vier jaar oud was al een genie genoemd. Genialiteit heeft toch niets te maken met een studie aan een kloosterschool. Wie het concept ‘genie’ gebruikt, kan niet tegelijkertijd ook louter materialistisch denken. Hij zal de realiteit van een geestelijke ontwikkeling moeten erkennen.
Wie kontakt heeft met zijn eigen kern, zijn eigen bron en daarbij over ervaringen van een goede kwaliteit kan beschikken kan ook tot inzicht in zichzelf en de wereld komen. In mijn geval waren de bronnen heel veel ervaringen in, voor de meesten, gedroomde kringen. Kringen waarin Mann ist was mann isst of denkt : Ich denke was ich will und was mich beglücket. »
« Dus je kent wel Duits ? »
« Als ik Duits moet kennen, dan ken ik dat ook. Begrijp je wat ik zeggen wil ? »
« Wat de macht denkt is de waarheid. »
« En als die waarheid je ongelukkig maakt ? »
« Dan eet ik dat niet, relativeer ik de macht en denk wat ik wil. Ik interpreteer mijn eigen leven zelf. Al moet ik dat op een eiland doen. Dat interesseert me niet. »
« Zo wil ik het horen. Dat heb je dan toch begrepen. »
William heft zijn glas en we klinken nog eens. Zo hard, dat het galmt door de hele Pieter.
« Dat doet je blijkbaar goed om te horen, nietwaar ? » grimlach ik braver dan bedoeld. De onverwachte blik van verstandhouding raakt me diep. We drinken onze glazen zwijgend leeg.

Een groep Jappanse toeristen komt het cafe binnenwandelen en ik herken de gids die honderduit vertelt over het publiek van dit kaffee. Kunstenaars en intellectuelen. De toeristen maken ongevraagd foto’s en prompt voel ik me weer als een aap in een zoo. Dan maakt de gids zich los van haar groep en begroet me omstandig. Ze heeft me blijkbaar ook herkend. Ze stuurt in vlot Maastrichts, zonder omwegen, aan op wat ze weten wil. Ik stel William dan ook aan haar voor. « Guillaume de Lance Tremblant jusq’au Milieu du Coeur » hoor ik mezelf zeggen. William lacht, juist niet te hard, en ik zie de gids besluiten dat het waar kan zijn. Dat Armani-kostuum doet ‘t ‘m. Een toerist roept haar. Ze verontschuldigt zich en gaat.

« Men beweert dat je geen Frans kent en ook geen Italiaans.»
« Ik heb toch goed verstaan hoe je me voorstelde en daarmee sla je inderdaad de spijker op de kop. Dàt was juist wat ik deed als ik mijn stukken opvoerde. Een goede kennis van die talen had ik niet nodig. Ik had, zoals gezegd, mijn bronnen en hoefde helemaal niet naar Italië te reizen om de intellectueel en ander vrijheden van de Italiaanse Renaissance te kunnen vatten. Ik hoefde alleen maar het leven aan het Hof te beschrijven. »
« Wat ik dan niet begrijp is dat het Hof je jouw stukken en gedichten openbaar liet maken terwijl je daarmee dus eigenlijk de vuile was buitenhing ? »
« Ik schreef toch niet over het Hof maar over het verderfelijke in andere landen. En je meent toch niet dat het Hof internationaal bezien op hun eigen niveau de geschiedenis wilde ingaan als even naïef en braaf als hun volk. Dat was de werkelijke reden om mij te laten schrijven. »
« In 1616 ben je in alle stilte begraven terwijl je in die tijd toch al bekend was met je theater. »
« Dat is vreemd, nietwaar ? Maar wel de enige manier om mijn vrienden aan het Hof de kans te geven om mij mee te begraven. En dat hebben ze ook gedaan. Maar dat staat nergens beschreven. »

Ik kijk op en zie ik dat William weg is. Als opgelost en vervlogen. Het lege glas staat er nog en ik steek het ongezien in mijn handtas. Zonder af te rekenen ga ik in een roes naar buiten en loop mijn neus achterna. De zon heeft de lucht gewarmd en ze streelt me als floer over mijn armen. Ik ruik de Maas.

Jaren later treft ik de stadsgids weer in functie en ze komt direct terug op onze laatste ontmoeting. Een Japanner had haar de dag nadien de foto’s, die hij in het kaffee maakte, laten zien.
« Mae dae maan mit dae lange Fraanse naam stong neet d’r op » zei ze verbouwereerd « en ‘ch weet toch zeker dat ‘ch ‘m heb gezeen ! »
« Wat v’r ‘ne maan ? » heb ik haar toen gevraagd.
« Mae dae maan in dat Armani-kostuum ! »
« ‘ch Kin toch ging mansluuj die zich Armani-kostumer kinne permitere. Dat zows-te toch motte wete. »
In de war heeft ze zich toen omgedraaid, om meteen naar haar groep terug te gaan.
Ik heb eens hartelijk gelachen.


Bep Mergelsberg (2004)

Geen opmerkingen: